De natuurmensch geinterviewed

Op den Boulevard des Italiens te Parijs kwam ik hem tegen, onlangs ‘s avonds bij zessen. Het was prachtig weer en er waren dus nog meer wandelaars dan gewoonlijk, maar hij liep met flinken stap door en had op dat oogenblik niet bijzonder veel bekijks. Ik ging recht op hem af en vroeg hem in ‘t Hollandsch zonder inleiding: “Kunt u niet een van deze avonden eens hij mij komen?” Daarop maakte ik me bekend. Noch norsch, noch met groote ingenomenheid antwoordde hij me: “De menschcn vragen me zooveel, bij hen te komen! Ik heb bijna alle avonden bezet.” Toch gaf hij me toen een avond op. Nadat ik voor een halven franc zijn brochure met reproductiën zijner fotografieën en met stel- en leefregels gekocht had, gingen wij elk onzen weg.

Minder om hem over zijn leer te interviewen dan wel om hem het een en ander over zijn wedervaren te Parijs te vragen, wilde Meva, dien ik reeds een paar malen, nu hier dan daar, op straat gezien had een oogenblikje spreken, schrijft de parijsche correspondent van de N. Ct. Het optreden van dezen landgenoot in de fransche-hoofdstad is namelijk vreemdsoortig genoeg om er een oogenblik bij te verwijlen. Daar we echter, op straat stilstaande, terstond een volksoploop zouden teweeggebracht hebben, had ik hem te mijnent verzocht.

Op den bepaalden dag kwam hij, militair op tijd opdagen. In het vrij rustige straatje, waar ik woon wekte hij al dadelijk opzien en het was maar zoo, of de concierge had hem den toegang geweigerd.

Die nauwgezette wachter kwam trouwens als een haas, na den bezoeker aanbellen om er zich rekenschap van te geven, of hij werkelijk bij mij beland was.

Meva’s kleederdracht, leefwijze en levensleer, zijn plantaardig voedingssysteem met uitsluiting van alle dierlijke en minerale bestanddeelen is den lezer van dit blad door vroegere berichten, reeds bekend. Ik wijd dus daarover niet uit. Alleen constateer ik dat Meva, hoe zonderling ook op ‘t eerste gezicht in zijn wit linnen magiërsjapon en met zijn zwaargelokten Christuskop, geen ongunstigen indruk maakt. Na een oogenblikje met hem gesproken te hebben voelt men dat men een beschaafd man voor zich heeft, die van de juistheid zijner leer doordrongen is. Na eenigen tijd komt men zelfs onder den invloed eener zekere bekoring, die van hem uitgaat en gaat men onwillekeurig den apostel in hem zien. Dat hij tot nu toe veel ijroselieten gemaakt heeft geloof ik niet.

Hij zei me, te Parijs niettemin dagelijks, gemiddeld, een zestigtal brochures te verkoopen. Tegen 50 centimes maakt dat 30 francs, wat voor een alleenloopend heer, die geen hooge tailleursrekening heeft, uitsluitend rauwe vruchten en groenten (aardappelen en kool alleen laat koken) en een klein beetje brood eet, een aardig daggeld is. Inderdaad kan men van Meva niet zeggen dat hij zijn geld “door het keelgat jaagt”, want sinds 5 jaar heeft hij geen druppel gedronken, zelfs geen water. Hij woont in een eenvoudige hotelkamer en zei me, van 4 à 5 francs daags te leven. “Het overige bespaar ik om er een stichting van te maken voor arme kinderen, die ik volgens mijn leer wil doen opvoeden. Maar daarvoor is een hoop geld noodig”, voegde hij eraan toe. “Zonder een groote gift zal ik er wel nooit toe komen mijn ideaal verwezenlijkt te zien.”

Wat ik evenwel voornamelijk van hem weten wilde, was zijn verhouding tot en zijn bejegening door de parijsche politie. // «Herhaaldelijk, zeide hij, nemen agenten me mee naar het politiebureau, vooral wanneer zich een hoop volk om mij heen verzameld heeft”. De commissarissen laten hem echter altijd weer los. Sommigen varen wel een weinig tegen hem uit, maar als ze zien, dat zijn papieren in orde zijn, worden ze doorgaans zachter gestemd. Hij heeft trouwens van de commissarissen van politie te Arcachon, Algiers, Biarritz en andere steden zeer vleiende getuigschriften van goed gedrag bij zich. Een commissaris van Parijs had hom eerst ergafgesnauwd, doch hem een dag of wat later weer laten roepen had toen lang met hem gepraat en was geëindigd hem zijn bijzondere sympathie te betuigen. Die had hij trouwens in Frankrijk ook van veel particulieren ondervonden, verzekerde hij me. Onder de landgenooten die hem daar zijn instemming betuigd hadden, noemde hij mr. Frits van Nicrop, den heer Scholten uit Groningen, de heeren Wüste en Dentz uit Amsterdam, den heer Win. ltuys uit Rotterdam, baron Van lirakell en mr. Michielsvan Kessenich. Onder de Franschen de schilders Henner en Carrière, die hem als model voor een Christus hadden willen nemen, Paul Mariéton, Gailhard den directeur der Opera e.a. Fcrdinand van Bulgarije, Prins Orlof en Prins Troebetskei. De Gouttenoirc de Tourry en nog andere voorname lui. Bij Prins Troebetskoi moest hij den volgenden daj dineeren d.w.z. aardappelen, wortelen ea vruchten eten. Geen moeilijk menu voor den hofmeester!

Van den anderen kant had zijn familie weinig met hein op. Ofschoon in goede verhouding tot zijn moeder betuigde deze geen ingenomenheid met zijn wijze van doen. „Zoolang ik geen burgerkleeren aan doe, heeft ze liever niet dat ik bij haar in Amsterdam kom, erkende Meva zelf. Ik moest toegeven dat de straatjeugd der Hoofdstad wellichthaa? eigendommelijke beschroomdheid en bescheidenheid uit het oog zou verliezen indien ze Meva op den Dam zag. Ze weet niet dat hij coneul van België te Semarang en koopman geweest is, dat hij Salomonson heet en een nabestaande is van den grooten wever van dien naam in Twente en al wist ze het, dan zou ze misschien toch hem eenige oogenblikken „hinderlijk volgen”. Dat was hem in ‘t Zuiden overigens ook wel gebeurd. Te Nice had een dame verklaard dat hij niemand anders dan de Pope Gapon was, van wien ze een zekere som van zaalhuur te vorderen had en die, om zich aan de betaling te onttreken zich vermomd had… En nog veel andere anekdoten vertelde me de heer Joseph Salomonson. Ronduit gezegd geloof ik dat hij het goed meent. Ik moet eerlijk zeggen dat zijn krachtig en gezond uiterlijk voor zijn stelsel pleit, wat het materieelc betreft. Ik” zou me erg vergissen indien hij een charlatan was. ‘t Is integendeel waar dat hij «eenig in zijn soort” kan genoemd worden en… de charlatans — dat ziet men overal — worden juist zoo talrijk a 15…. de amerikaansche inillionairs!

Bataviaasch nieuwsblad